Het verhaal van Abraham Bahlbi

Zoveel gezichten. Zoveel namen. Voetbalmoeders, trainers, scheidsrechters. En ze hebben allemaal een verhaal. Zo ook Abraham Bahlbi. Wekelijks staat hij (weer) langs de zijlijn om te kijken naar de verrichtingen van zijn zoontje Yadel die in O11-2 speelt. Maar wat niemand ziet is dat Abraham veel meer doet dan betrokkenheid tonen. Op de achtergrond helpt hij nieuwkomers om zich thuis te voelen bij onze club. Dit is zijn verhaal.

“Ik kom uit Eritrea. Inmiddels woon ik zo’n twintig jaar in Arnhem. Mijn oudste zoon Adal, hij is nu vijftien jaar, begon tien jaar geleden met voetballen en zo kwam ik voor het eerst bij VDZ terecht. Nu speelt Yadel, hij is tien, bij de club. Ik ben bijna elke week op het sportpark te vinden.

Toen ik zelf nog voetbalde, in de A1 bij een club in Brabant, gebruikte ik een heleboel smoesjes om de wedstrijden aan mij voorbij te laten gaan. Daardoor besloot de club dat ik geen wedstrijden meer mócht spelen. Want ik was er toch niet. Ik was toen vrij nieuw in Nederland en ik onderhield mijn familie in Eritrea. Dat deed ik in het weekend, terwijl ik eigenlijk op het veld hoorde te staan. Asperges steken, prei poten en aardbeien plukken. Dat was belangrijker dan voetbal.

Asperges steken, prei poten en aardbeien plukken. Dat was belangrijker dan voetbal.

Het kost tijd om als nieuwkomer je weg te vinden bij een club. Je kent de taal soms nog niet. En de cultuurverschillen zijn groot. Jonge kinderen hebben ‘soft skills’; zij maken snel vrienden. Bij de oudere jeugd speelt ‘soort zoek soort’ een grotere rol. Je gaat daarom liever om met je eigen mensen. Dat voelt vertrouwd en is gemakkelijk. Maar het bevordert de integratie niet. En er speelt soms meer. Soms ben je hier alleen, zonder je ouders. Dat geeft extra uitdagingen. En soms heb je geen verblijfsvergunning. Dat maakt het dat je minder stabiel bent, want je hebt geen zekerheid.

VDZ is gelukkig bereid om aan de slag te gaan met die nieuwkomers, zoals ik er ooit één was. Gert-Jan Schouten en Wim Schellevis vroegen mij om daarmee te helpen. Ik twijfelde niet en ik doe het met veel plezier. Ik begeleid de Eritrese jeugdspelers, help ze met de inschrijving en bij de indeling en probeer problemen op te lossen. Dat doen we samen. Er is namelijk een groot verschil in sportcultuur tussen Nederland en Eritrea. Ik vind het fijn als ik die verschillen een beetje weg kan nemen.

Een cultuurverschil is bijvoorbeeld de betrokkenheid van de ouders. Sommige ouders van nieuwkomers zie je nooit op de club. Ze denken: ‘Kinderen hebben toch geen ouders nodig om te spelen?’. Maar ik weet inmiddels dat jongens en meisjes altijd baat hebben bij betrokken ouders. Dat geeft een kind een warm gevoel. Daarom stimuleer ik ouders om te komen kijken.

Dat mijn club, onze club, zo open staat voor kinderen en volwassenen van buiten Nederland, daar ben ik trots op.

Ik neem mijn petje af voor VDZ. Nieuwkomers zijn enorm welkom en worden goed opgevangen. Een man als Gert-Jan speelt daar ook een belangrijke rol in. De Eritrese jeugdspelers zijn dol op hem, want hij helpt ze graag en heeft altijd een vriendelijk woord voor ze klaar. Maar VDZ is, in tegenstelling tot enkele andere voetbalclubs in Arnhem, nog niet echt een mozaïek qua culturen. Dat mag wel wat meer, vind ik. Mensen als Gert-Jan en Wim proberen daar verandering in te brengen. En ik draag daar graag een steentje aan bij.

Toen ik gevraagd werd om dit te doen, heb ik nooit getwijfeld. Mensen begeleiden doe ik al jaren. Ik ben ICT-er van oorsprong, maar na vijftien jaar maakte ik een carrière switch. Nu ben ik vertaler, tolk en coach van families. Om dat te doen voor de vereniging waar mijn kinderen voetballen is geweldig. Dat mijn club, onze club, zo open staat voor kinderen en volwassenen van buiten Nederland, daar ben ik trots op.”

Geschreven voor de rubriek ‘Het verhaal van’ in VDZ-clubblad De Volharder.