De wereld van BMX vind je in een straatje in een nieuwbouwwijk. Ergens aan de rand van een dorp, tussen Rijn en A12, vlak bij de Duitse grens. Of in ieder geval een klein gedeelte van dat wereldje. Want in 2013 streken hier drie oud-kampioenen neer, naast elkaar, aan een doodlopend straatje met aangeharkte tuintjes.
Het keurige pleintje staat misschien in schril contrast met de bravoure, de spanning en de snelheid die BMX met zich meebrengt. Een babybord in de tuin en een bankje voor het raam. Alleen enkele auto’s verraden dat hier (ex)-topsporters wonen. Hier in Babberich komt een subcultuur in aanraking met het normale leven.
BMX is in de eerste plaats topsport, zeggen de buren Joost Wichman, Rob van den Wildenberg en Michael Garcia. Zij kunnen het weten. Zij vierden grote successen op BMX-banen in binnen- en
buitenland en weten wat je daarvoor moet doen. En laten. Sinds ze gestopt zijn kunnen ze van een respectabele afstand de sport bekijken die hen zoveel plezier heeft gebracht.
En ja, het is een apart wereldje. En ja, het is een lifestyle. Dus enig onbegrip over die BMX-ers kunnen ze heus wel bevatten. Daarom vertellen ze ook graag over die unieke sfeer op en rond de baan en geven een inkijkje hoe het is om BMX-er te zijn. Ze praten over vooroordelen, het huwelijk met de KNWU en de raakvlakken tussen de verschillende disciplines. Ze schetsen hun wereld aan de hand van zeven onderwerpen.
Drie voormalig BMX-kampioenen komen terecht in een dorpje dat tweeduizend inwoners telt. Dat is natuurlijk geen toeval. Hij is dat zo gelopen?
Michael: “Mijn vrouw komt uit Babberich. Zij hoorde over dit nieuwbouwproject. Het sprak ons aan en we zijn er op ingesprongen.”
Joost: “En ik hoorde het van Michael. De prijs was goed en het is dicht bij Papendal, waar ik tot voor kort trainde. Daarom zijn mijn vriendin en ik hier terecht gekomen.”
Rob: “Ik hoorde het weer van Joost. Eigenlijk had ik er eerst geen oren naar, maar uiteindelijk zijn we toch eens gaan kijken. Natuurlijk speelde het mee dat Joost en Michael dezelfde interesses hebben. BMX, mountainbiken en motocross. Dat maakte het een stuk interessanter.”
Joost en Michael: “Voor ons niet hoor!”
Ooit reed je je eerste wedstrijd. En ooit won je je eerste beker. Hoe kijk je terug op die tijd? Wanneer was je het gelukkigst op de baan?
Rob: “De jaren als fulltime BMX-er waren zonder twijfel de mooiste uit mijn sportieve carrière. Er is nu eenmaal niets fijner dan elke dag met je passie bezig te zijn en het hoogst haalbare
na te streven.”
Joost: “Het meest mis ik het lekker rijden op mijn BMX-fiets. Lekker buitenspelen. De wedstrijden en het wereldje zelf mis ik niet zo. Niet sinds ik merkte dat het een stuk professioneler
kon.”
Rob: “Maar nu hebben de meest getalenteerde BMX-ers alle mogelijke faciliteiten tot hun beschikking. Er is veel veranderd. Als ik nu 15 of 16 was geweest dan had ik het wel geweten. Toen
wij jong waren was er eigenlijk niets.”
Michael: “Ik denk juist aan de zaken die mij het plezier in BMX hebben gebracht. De lol tijdens het reizen naar de wedstrijden. Het leren kennen van een nieuwe baan. En elke dag na
schooltijd fietsen, op een baan die altijd open is en waar ik elke dag wat nieuws leerde. Dat laatste mis ik misschien nog wel het meest.”
Rob: “Eigenlijk was alles bijzonder. Het samen trainen, de wedstrijden. Absoluut hoogtepunt voor mij waren natuurlijk de Olympische Spelen van 2008. Maar de jaren daarvoor, de weg ernaartoe
en de mogelijkheid om fulltime te sporten, waren feitelijk net zo mooi.”
Michael: “Goed presteren bepaalt in grote mate het geluk dat je ervaart. Ik miste wat kracht en explosiviteit, omdat ik niets liever deed dan trainen op de baan en mij moeilijk kon motiveren om te trainen in de sportschool. Dat ik ondanks dat Nederlands Kampioen in de Sportklasse kon worden was een absoluut hoogtepunt.”
Joost: “Maar het draait niet alléén om presteren. De reactie van toenmalig bondscoach Ton Koolvoort, toen ik in Engeland een EK-ronde won, staat mij het meest bij. Nog meer dan de
overwinning. Hij legde een arm om mij heen en zei ‘Zie je nu wel!’. Hij heeft altijd in mij geloofd.”
Een subcultuur bestaat alleen omdat er mensen zijn die haar vormen. Een lifestyle is alleen levensvatbaar met aanhangers ervan. Dus wie is nu eigenlijk die BMX-er die het wereldje maakt? En welke vooroordelen kloppen en welke niet?
Joost: “Ik durf te stellen dat een BMX-er altijd jong van geest is. Hij of zij is vooruitstrevend en op zoek naar de kick van snelheid en adrenaline. Dat zijn intrinsieke waarden, maar die verschijnen wel aan de oppervlakte.”
Michael: “Het hardnekkigste vooroordeel is toch wel ‘grote mannen op kinderfietsjes’. Gelukkig is dat met het toetreden tot de Olympische familie afgenomen. De sport wordt gelukkig veel
serieuzer genomen.”
Joost: “Maar mannetjes zijn we nog steeds. Daar moet je eerlijk in zijn. Kijk maar rond op Papendal. Je pikt de BMX-ers er zo uit. Ze zijn een beetje excentriek. Net als bijvoorbeeld 100-meter
lopers. Duursporters zijn doorgaans wat meer introvert en conservatiever.”
Rob: “Stereotypering voorkom je ook niet. Maar de gemene deler is de passie voor de sport. Daarin verschillen we niet van bijvoorbeeld wielrenners. En tegenwoordig zie je geschoren benen bij
zo wat elke topsporter!”
Als Olympische sport heeft BMX overduidelijk een ander aanzien gekregen. Vooral bij het brede publiek. Het doet een beetje denken aan de vorige hoogtijdagen van de sport, toen Karel van de Graaf het televisieprogramma AVRO Fietscross presenteerde. Waar merken jullie nu de hernieuwde status aan?
Michael: “Met name aan de aandacht op televisie. De Nederlandse Supercross-wedstrijd wordt nu live uitgezonden door de NOS. Dan word je serieus genomen. Veel andere grote wedstrijden zijn live op internet te volgen.”
Joost: “De vooroordelen nemen ook af. De fietsen zijn nog net zo klein, maar kinderfietsjes worden ze niet meer genoemd. En een overduidelijk bewijs van de groei van de sport vind je op
Papendal. Er draait nu een heel professioneel trainingsprogramma.”
Rob: “Tijdens de Olympische Spelen in Beijing waren wij nog een beetje een vreemde eend in de bijt. Maar sindsdien merken we dat we in de sportwereld volledig geaccepteerd worden.”
Het ietwat vreemde huwelijk tussen BMX en de KNWU houdt al ruim 33 jaar stand. Dat wil echter niet direct zeggen dat het een gelukkig huwelijk is. Want wat zijn eigenlijk de raakvlakken tussen bijvoorbeeld BMX en wielrennen? En zijn ze misschien niet beter af zonder elkaar, nu de kinderen groot (en Olympisch) zijn?
Michael: “Of het een gelukkig huwelijk is kan ik niet zeggen. Maar zonder de KNWU zouden de Nederlandse BMX-ers ook nergens zijn.”
Rob: “Het is een huwelijk met ups en downs. Zoals elk huwelijk. Ik denk wel dat het zeker sinds 2005, bij de start van het fulltime-programma, een plezierige relatie is. BMX-ers hebben sinds
die tijd veel kunnen bereiken en dat succes straalt natuurlijk ook af op de KNWU.”
Joost: “Ik weet het niet. BMX is natuurlijk nog altijd een kleine sport. Hoeveel heeft het in te brengen in dit huwelijk? Het blijft moeilijk om een vuist te maken. Zeker als de belangrijkste
besluiten uiteindelijk door de UCI genomen worden.”
Dat er cultuurverschillen zijn tussen wielrennen (ontstaan in de 19e eeuw), mountainbiken (geboren rond 1970) en BMX (groot geworden in de jaren ‘80) is evident. Maar is dat erg? Is het een taak van de KNWU om die cultuurverschillen weg te nemen? Moet het één grote familie nastreven?
Joost: “Ik weet niet of dat een doel moet zijn. De cultuurverschillen zijn écht groot binnen de KNWU. Iedereen doet zijn ding en dat is prima toch? We kunnen zeker van elkaar leren, maar een
paar snuffelstages maakt van ons nog geen happy family. Ik ben voor samenwerking, maar ook voor zelfstandigheid.”
Rob: “De disciplines zijn inderdaad erg verschillend. Maar dat wil niet zeggen dat we niet open staan voor elkaar. Uit ervaring weet ik dat de KNWU-coaches met plezier bij elkaar in de keuken
kijken. Er is wederzijds begrip en de deuren staan open. Zo helpen we elkaar.”
Michael: “Het is volgens mij ook niet verkeerd om kennis te maken met de verschillende fietsdisciplines. Er valt over en weer nog voldoende te leren. Ik zie wielrenners soms bochten
nemen… De culturele verschillen hoeven heus niet opgelost te worden, maar kennis uitwisselen is alleen maar positief.”
Rob: “Ik ben een voorstander van kruisbestuiving. BMX is een goede basis voor elke fietsdiscipline. Het is geen gek idee om een jonge wielrenner een aantal BMX-trainingen te laten
volgen. Dat bevordert de fietsbeheersing. Andersom kunnen jonge BMX-ers van wielrenners leren hoe te trainen op de openbare weg.”
Het stigma van ‘kindersport’ heeft BMX inmiddels definitief van zich afgeworpen. Maar blijf je dan BMX-er voor altijd? Of ontgroei je op een gegeven moment deze lifestyle?
Joost: “Ik denk dat je biker voor altijd bent. Niet alleen BMX, maar ook gravity mountainbiken en motocross horen daarbij. En juist omdat onze passie wat minder mainstream is, is
de kans heel groot dat het voor altijd onze ‘wereld’ blijft.”
Michael: “De sport blijft trekken en boeien. Ik ben gestopt, train slechts nog af en toe, maar bekijk de races wel allemaal via internet.”
Rob: “Er is mijns inziens ook geen mooiere sport. Sinds 1988 ben ik dagelijks met BMX bezig. Nu nog steeds. Ja, ik ben BMX-er voor altijd.”
Joost: “Wij kozen sport om wie wij zijn. Zo zie ik het. Het zit in onze genen. En dat verander je niet. Nooit.”
In 2014 gepubliceerd in Wielersport Magazine (uitgave van de KNWU).