Het had de apotheose van een bizar seizoen moeten worden. Een titanenstrijd. Voetbalvader versus Voetbalvader. Ik tegen Bob*. Maar in werkelijkheid was het een vriendschappelijk wedstrijdje tussen onze zonen en we waren er allebei niet bij. Of niet echt. Van een afstandje sloegen we de ontwikkelingen op het veld enkele minuten gade. Het groene licht van Hugo moest toen nog komen.
‘Wie is die van jou?’
‘Die met dat fel gele shirt. En die van jou?’
‘Die jongen die net een overtreding op die van jou maakte.’
We konden er nog om lachen. En toen gingen we onze eigen weg. Boodschappen doen. Stofzuigen. Tuinieren. Of al dat andere waar we nu al maandenlang op zaterdagochtenden tijd voor hebben. Onderwijl sijpelden er tussenstanden via WhatsApp door. Dat was best fijn, maar ook wat frustrerend en het viel natuurlijk in het niet bij het kijken naar een uur ongedwongen voetbal vol verrassende wendingen.
Het was een vreemd seizoen. Een halfbakken seizoen. Een stom seizoen.
En toch … Er werd gewoon getraind. Er werden ook talloze partijtjes gespeeld. Soms wel vier keer tegen dezelfde tegenstander. Maar er werd gespeeld. En daar draait het tenslotte om. Er werden spontaan toernooitjes georganiseerd. Er werd speedsoccer gedaan. De veerkracht van al die voetballertjes en al die vrijwilligers, trainers, leiders en het bestuur; het was groots. En die keren dat ik andere voetbalouders sprak ging het, vanzelfsprekend, over veel meer dan voetbal alleen. Over dingen die er écht toe doen. Dat was waardevol.
En als toetje, op de valreep, dan toch een ‘go’ van Hugo: twee uitwedstrijden en een toernooi waar ik weer aan de zijlijn mocht staan. Eindelijk weer een speelveld voor een voetbalvader. Om de spanning op het veld te kunnen voelen, om het verdriet na een gemiste kans te kunnen zien en de vreugde van een winnend doelpunt een beetje mee te kunnen vieren.
Het was, als je het zo bekijkt, ergens ook een mooi seizoen. Een met-grote-klasse-geïmproviseerd seizoen. Een niet-te-vergeten seizoen. Maar eentje daarvan is wel genoeg.
* Ik won.
Geschreven voor de rubriek ‘Voetbalvaders’ in VDZ-clubblad De Volharder.