Langs de lijn

Je moet er maar tegen kunnen. Je vader of moeder langs de lijn. Elke week weer. Misschien zelfs als coach of trainer. Steeds weer diezelfde aanmoedigingen. Hier en daar een tip die je niet begrijpt (Knijpen! Kantelen! Wegsteken!). En altijd, echt altijd, kan er iets beter. Ze zeggen voor de wedstrijd wel dat je plezier moet hebben, maar stiekem willen ze eigenlijk minstens net zo graag dat je wint.

Soms doe je net alsof ze er niet zijn. Vooral als het even niet loopt. Want hoeveel aanwijzingen, hoe goed bedoeld ook, kan je verwerken als je op het veld nauwelijks tijd krijgt om na kunt denken over je volgende stap? Hoeveel meer dan je best kun je doen als de bal je ontfutseld wordt? Maar soms is het ook fijn dat ze er zijn. Vooral op de momenten dat alles goed gaat. Dat het gesmeerd loopt en dat jullie een sterker geacht team van het kastje naar de muur sturen. Hoe heerlijk, die staande ovatie van de ouders na het laatste fluitsignaal.

Mijn vader stond tijdens mijn kortstondige voetbalcarrière zelden langs de lijn. Dat was overigens geen bewuste keuze; zijn weekenden speelden zich af in het peloton, in binnen- en buitenland. Zijn leven stond in het teken van een andere sport. Dat was prima en ik wist niet beter. Maar het doelpunt dat ik scoorde toen ik niet eens wist dat hij er wél was; was het lekkerste doelpunt ooit. Al voelde dat pas zo toen ik hem een paar minuten later, een beetje verscholen achter de andere ouders, aan de zijlijn zag.

Er komt natuurlijk een tijd dat het steeds minder uitmaakt of een ouder er is of niet. Voor de zekerheid stel ik daarom elk seizoen de vraag: vind je het nog leuk dat ik elke week langs de kant sta? Een instemmende knik, een gemompeld ja; het is voldoende voor weer een jaar. Maar onlangs kreeg ik een tussentijdse check, onverhoopt en ongewild.

‘Ik mag niet blijven kijken vandaag’
‘Huh, hoezo? Waarom niet? Je kijkt altijd.’
‘Corona.’
‘O ja. Kl*te corona.’

Geschreven voor de rubriek ‘Voetbalvaders’ in VDZ-clubblad De Volharder.