Er was een tijd dat deze stoep wit was van de bloesem en als het dan waaide leek het net alsof het sneeuwde in de lente. Zestien huizen in een straat. Zestien voortuintjes. Zestien deuren. Het leek allemaal zo eender hier.
There are 16 homes on every street
They all of course lie in the neatest rows
Cradling broken homes and dinner prayers
Rocking us all to sleep in bones
Er was een tijd dat ik klaar was met deze straat (deze wijk, dit dorp). Dat was toen ik wachtte op haar. Om samen weg te gaan. Voor altijd. Om me los te maken van kroeg en kantine. Dezelfde gezichten, elk weekend. Omdat het ergens anders beter zou zijn (maar dat is helemaal niet zo).
But I am not like them. I am not like them
I’m leaving because I’m sick of watching them
Watch the retard dance
In de heetste zomers dobberden we in een rubberbootje op de vijver. De oudere kinderen sliepen buiten in het gangetje achter de huizen. In de strengste winters stonden we op het zwarte ijs tot het kraakte. Een sneeuwpop op de oprit. De gordijnen altijd dicht.
God gave us 16 homes on every street so we all
Pray at the dinner table, our sons are strong
And they are able, to laugh and watch
The retard dance
(Rob Grote, zanger van The Districts, zag hoe in het kleine dorp waar hij woonde het ‘trage’ jongentje gedwongen werd om te dansen, voor andermans vermaak. Het maakte hem ‘sick of that suburban smell.’
Ik werd ook ooit een beetje misselijk van het dorp en de straat waar ik woonde. Van de huizen, van de straten, van de mensen misschien. Maar dat lag meer aan mij dan aan hen. Ik kom er nog altijd graag.)